Geachte, beste, lieve aanwezigen,

als er één vraag is die me de afgelopen achtendertig jaar met de regelmaat van de klok is gesteld, grappig genoeg zowel in Nederland als in Turkije, dan is dat: waarom Turks?

Het is een feit dat Turks niet meteen voor de hand lag. Toen ik in de nazomer van 1984 een collegezaaltje binnenstapte, tussen de suizende verwarmingsbuizen in het souterrain, was ik nooit in Turkije geweest en kende ik niemand die ervandaan kwam, van de geschiedenis van het land wist ik niks, de taal had ik nooit bewust gehoord. Dat ik als student taal- en literatuurwetenschap nou net met Turks in aanraking kwam was toeval. Maar zoals dat soms met toeval gaat: het kwam precies op het goede moment. Voor de ramen tegen het plafond groeide het Tilburgse gras, binnen verkeerden we in een andere wereld, een nieuwe, een onverwachte. Als een taal zo anders in elkaar kon zitten, dan kon ook de wereld er ergens anders heel anders uitzien. Met het Turks opende zich een heel nieuw verschiet.

Er is ook een vraag die al die jaren bijna nooit gesteld is, niet in Turkije en ook niet in Nederland: ‘Waarom literair vertaler?’ Misschien is die vraag zo zeldzaam omdat er geen spannend antwoord op wordt verwacht. Of is het omdat men denkt dat het interessante in details zit die niet makkelijk na te vertellen zijn? Wat betekent het eigenlijk om literair vertaler te zijn?

Toen ik begon met Turks werd ik gegrepen door het vreemde, door het ongewone. Maar het leren van een taal vraagt tijd. Ondertussen reisde ik door Turkije, woonde en werkte er, leerde mensen kennen, leefde er. Hoe langer ik me bezighield met die taal, hoe meer het ongewone gewoon werd. Tegelijkertijd bleek dat voor mij zo vertrouwde Nederlands soms allerlei ongewone aspecten te hebben. Het is zoals die ene keer dat er in een Istanbuls museum een expositie werd gehouden van Nederlandse schilders uit de zeventiende eeuw. Talloze malen had ik in Nederland de portretten van kooplieden, staalmeesters, lakenhandelaren gezien, en nooit had ik me over hun uiterlijk verbaasd. Maar daar aan die Turkse muren hadden hun blozende wangen, hun glanzende kousen, hun hoofden als op een dienblad rustend op hun ronde witte kragen opeens iets heel exotisch.

Voor schrijvers als Orhan Pamuk is literatuur de kunst om je eigen leven te beschrijven als was het dat van een ander, en het leven van een ander als dat van jezelf. Het schrijven van literatuur is met andere woorden het bekende zien in het leven van een ander, en het vreemde, ongewone in dat van jezelf. Of nog anders gezegd: het is als van binnenuit naar andermans leven kijken, en van buitenaf naar je eigen. Wat geldt voor de schrijver, geldt ook voor de binnenlandse lezer, die zich al lezend in de personages verplaatst en ondertussen zichzelf beziet.

En voor de vertaler van literatuur, die de wereld van de roman in een andere taal laat bestaan? Ook de vertaler is in de allereerste plaats een lezer, ook die verplaatst zich in de personages, kijkt door hun ogen ook naar zichzelf. Maar daar houdt het voor de vertaler nog niet op: de personages leven tenslotte in een ander land, ze spreken een andere taal. De personages zijn niet alleen anders als individu, maar ook als lid van een andere cultuur. Wie vertaalt kijkt op twee niveaus naar vreemdheid en eigenheid.

Daarbij heeft hij (of zij) de verantwoordelijkheid om de tekst zo presenteren dat die niet exotischer wordt als nodig, een verre sprookjeswereld waar alles ongewoon is – dat is een gevaar bij vertalingen uit verre talen zoals Turks. Maar de tekst moet ook weer niet vertrouwder worden als zou moeten: Istanbul is geen Amsterdam, Konya geen Winterswijk.

Dichtbij komen en van een afstandje kunnen blijven kijken, dat is een van de balanceeracts die een vertaler moet zien te volbrengen.

Literatuur brengt je in contact met je naaste. Literatuur in vertaling doet dat met je naaste die ver weg is. De tekst die zo in een andere taal zichtbaar wordt gemaakt, zet aan tot denken over een andere wereld, en tegelijkertijd over de bekende. Laat zien dat het vreemde niet altijd zo vreemd is als het lijkt, het vertrouwde niet zo vertrouwd, het eigene niet zo eigen.

In een tijd dat standpunten over de ander en het zelf, over het vreemde en het eigene steeds vaster lijken te liggen en de polarisatie toeneemt, kunnen we dat niet vaak genoeg ervaren. Meer vertalen, dat zou de wereld enorm goed doen!

Het is een grote verrassing en een grote eer dat ik vandaag samen met Margreet Dorleijn de Martinus Nijhoff Vertaalprijs in ontvangst mag nemen voor onze vertalingen. Uitvoerende kunstenaars als musici en acteurs zien aan staande ovaties en weglopend publiek al snel hoe erover hun werk gedacht wordt. Een literair vertaler kan meestal slechts gissen hoe zijn werk wordt gewaardeerd. Daarom ben ik extra blij met de erkenning die deze prijs uitdrukt. Mijn dank aan de jury en aan het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Tegelijkertijd hoop ik dat de prijs een stimulans is voor uitgevers, tijdschriften, festivals om meer te laten vertalen uit landen die regelmatig in het nieuws zijn, maar waarvan de literatuur grotendeels onzichtbaar blijft. Turkije is slechts een van die landen. Voor de Arabische wereld, China, de landen op de Balkan geldt hetzelfde.

Zonder goede auteurs is het moeilijk om een goede vertaler te zijn. Maar het is niet alleen daarom dat ik me met onze auteurs gelukkig prijs. Dat is ook omdat ze zo’n goed gezelschap zijn. Dat geldt in het bijzonder voor Orhan Pamuk, in wiens romanwereld ik al zo lang rondwandel, en die vandaag tot onze grote vreugde bij ons is.

Als vertalers houden we ons bezig met kunst en cultuur, maar we zijn ook deel van een industrie. Aan onze positie in die industrie valt helaas nog veel te verbeteren. Discussies en gezamenlijke acties met mijn collega’s bij de Turkse vertalersvereniging ÇEVBİR, de Nederlandse Auteursbond en de Europese federatie CEATL hebben me geleerd hoe belangrijk de vrijheid van meningsuiting en onze rechten zijn, wat het betekent om vertaler te zijn, inhoudelijk, zakelijk en politiek.

En dan wil ik natuurlijk Margreet Dorleijn bedanken, met wie ik de nu bekroonde vertalingen heb gemaakt, voor de vrolijke avonden als we samen naar een vertaling keken en brainstorms ontaardden in een slappe lach.

Aan mijn vrienden in Turkije heb ik veel te danken, we zijn veel samen opgetrokken. Een van de bijzondere dingen als je later in je leven een andere taal leert, is dat die nieuwe woorden vaak verbonden blijven met de mensen van wie je ze ooit leerde, zodat je al pratend aan hen denkt. Dat is een troost, nu ik hen niet dagelijks meer zie.

Tot slot: als er iets is dat je meekrijgt van je ouders, dan is dat wel taal. Daarom mijn dank aan mijn vader, Jan, die deze dag tot mijn grote spijt niet kan meemaken, en aan mijn moeder, Marjo, die gelukkig wel bij ons is. Zij leerden mij mijn allereerste woorden in die andere exotische taal: Nederlands. Ze lachten om taalgrappen, joegen mijn broer, mijn zus en mij op de kast met een onderzoek naar de komma bij P.C. Hooft, zoals ze me ook leerden dat er altijd nóg een wereld is die geleefd kan worden, desnoods in je hoofd – een wereld buiten dagelijkse verplichtingen, buiten wachtkamers en ziekenhuizen. Wat zou een wereld zijn zonder humor en verbeelding?

Dankwoord uitgesproken bij de aanvaarding van de Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2022. Amsterdam, 15 september 2022.

Website van Hanneke van der Heijden, literair vertaler – over de literaire wereld in Turkije, over vertalen, en met fragmenten gepubliceerde en ongepubliceerde vertalingen uit het Turks.

WOORDENWOLK