Baklava en noten – Hoe Turkse romans fictie worden

12 feb 2018

Geschreven in samenwerking met Karel Giltay*

 

‘Fictie doet zich graag voor als realiteit’, schrijft Guy Rooryck in zijn bespreking van de Perzische brieven van Montesquieu. (1) Dat is waar. Maar soms ook wordt fictie graag gepresenteerd als realiteit. De Perzische brieven kwamen aan de orde in het kader van het thema van een vorige aflevering van Filter: ‘De enscenering van het vreemde’. (2) Twee van de vier artikelen die onder deze titel waren geschaard bespraken teksten waarin het vreemde onderwerp is van gesprek: een buitenlander bezoekt het land van de auteur en laat in woord en gedrag blijken wat hij van zijn omgeving vindt, terwijl de autochtone personages alle kans krijgen om te reageren op ideeën en opvattingen van de bezoekende buitenstaander. Afhankelijk van de auteur ligt het accent op eigenaardigheden van de buitenlandse cultuur of op die van de eigen samenleving, maar in beide gevallen zijn het vreemde en het eigene elementen in de tekst.

Het kan ook anders. Wat als niet in de fictietekst een ontmoeting tussen culturen beschreven wordt, maar de buitenlandse tekst zelf door het publiek van het ontvangende land (de vertaler, de uitgever, de lezer) als het vreemde wordt beschouwd? Als met andere woorden, de ontmoeting van culturen niet tussen personages in de tekst plaatsvindt, maar daarbuiten, tussen de vertaalde tekst en zijn lezer, als de tekst niet het medium voor het vreemde is, maar het vreemde in hoogsteigen persoon.

Dat lot lijkt vooral fictie uit de zogenoemde exotische talen beschoren, talen bijvoorbeeld uit landen buiten West-Europa en de Verenigde Staten. Want zoals menige Nederlander er heilig van overtuigd is dat een niet aan het Nederlands verwante taal vele malen moeilijker te leren is dan Duits, zo is het ook een populair geloof dat van verre landen de cultuur vooral heel erg afwijkt van wat men gewend is. Turks geldt in het Nederlandse taalgebied als een van die exotische talen. En het feit dat er tegelijkertijd een substantiële hoeveelheid sprekers van die taal binnen de Nederlandse landsgrenzen woont, maakt de culturele achtergrond van Turken voor veel Nederlandse lezers tot een actueel thema. Sterker nog: in sommige kringen wordt Turkse literatuur nog regelmatig gezien als een manier om kennis te nemen van de Turkse cultuur en, in een moeite door, ‘bruggen te slaan’ en ‘begrip te kweken’. Zo verklaarde de eigenaar van de onlangs opgerichte uitgeverij 3C in Boekblad: ‘Als Nederlanders en Turken samen willen werken, moet je elkaars cultuur leren kennen. Ik ben van mening dat die bekendheid met andere culturen een positief effect zal hebben op het multiculturele debat. (…) Literatuur is volgens mij de beste manier om de cultuur van Turkije te leren kennen.’ (3)

Dit roept de vraag op of de manier waarop Turkse fictieteksten in het Nederlands vertaald zijn door deze zienswijze is beïnvloed. Een klimaat waarin literatuur wordt opgevat als een bron van culturele kennis heeft er baat bij dat de culturele achtergrond van fictieteksten zo duidelijk mogelijk is. Een gedegen antwoord op de vraag in hoeverre vertalingen van Turkse teksten geëxpliciteerd worden, vergt natuurlijk een nauwkeurige vergelijking van Turkse originelen en hun Nederlandse editie. Toch kan de manier waarop culturele verwijzingen in literaire teksten in het Nederlands vertaald worden een eerste, globale indruk geven. Verwijzingen naar culturele elementen, vooral als die anders zijn dan in de doelcultuur, vormen bij uitstek een terrein waar de vertaler (of de uitgever) moet kiezen in hoeverre hij de tekst voor de lezer van uitleg voorziet: worden vreemde elementen toegelicht, en hoe uitgebreid is die verklaring dan, of laat de vertaler het aan de nieuwsgierigheid en het initiatief van de lezer over om uit te zoeken wat er met de diverse culturele verwijzingen wordt bedoeld?

 

Culturele verwijzingen
In een bespreking van vertaalkeuzes bij de Franse vertaling van De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, onderscheidt Philippe Noble drie typen culturele verwijzingen in fictieteksten. (4) Bij alle drie gaat het overigens om verwijzingen naar elementen van de broncultuur die afwijken van de doelcultuur. Een eerste type zijn expliciete verwijzingen naar cultuurgebonden voorwerpen en instellingen, waarbij er geen equivalente term in de doeltaal is, of een equivalent woord de lezer zou misleiden. Een uitsmijter is nu eenmaal niet hetzelfde als een croque-monsieur. In de tweede plaats noemt Noble sociale gedragscodes, zoals bijvoorbeeld de regels voor het gebruik van termen als u en jij. De derde categorie betreft impliciete verwijzingen. In dat geval gaat het om connotaties of toespelingen die in de brontaaltekst worden gebruikt en die een verholen verwijzing inhouden naar bepaalde culturele aspecten. Noble illustreert dit met een portret van Multatuli dat een prominente plaats inneemt op een van de muren van een vrijdenkend romanpersonage. Bij de vertaling van culturele verwijzingen staan de vertaler in principe drie strategieën ter beschikking: hij transponeert het vreemde element naar een doeltaalbegrip dat zo dicht mogelijk in de buurt komt, eventueel voorzien van specificerende of beperkende bepalingen.Uitsmijter wordt dan vertaald als croque-monsieur, desnoods voorzien van een specificatie over het gebruik van eieren. De vertaler kan de verwijzing, bijvoorbeeld de naam van een hulpverleningsinstelling, ook letterlijk vertalen en het initiatief verder aan de lezer laten als deze precies wil weten hoe de vork in de steel zit. Of, een tussenoplossing, hij vertaalt de verwijzing letterlijk (of laat het brontaalwoord gewoon staan) maar verklaart zich buiten de tekst nader, in voetnoot of woordenlijst.

Hoe zijn vertalers van Turkse fictie culturele verwijzingen tot nu toe te lijf gegaan? In dit artikel beperken we ons tot een beschouwing van het gebruik van één vertaalstrategie: de paratekstuele middelen die zijn ingeroepen, dat wil zeggen, toelichtingen buiten de fictietekst zelf. Deze strategie is voor alle soorten culturele verwijzingen bruikbaar. Zij kan zowel voor expliciete en impliciete verwijzingen worden aangewend als voor verwijzingen naar sociale codes. Vanzelfsprekend geeft onze benadering slechts zicht op een deel van het gehele arsenaal aan strategieën dat een vertaler heeft ingezet. In een groter onderzoek kan het gebruik van voetnoten worden afgezet tegen andere vertaalstrategieën binnen de tekst. Alvorens we het gebruik van paratekstuele middelen bespreken, geven we een korte schets van hoeveel en wat er uit het Turks vertaald is.

 

Uitgavegeschiedenis
In 1937 verscheen de eerste roman van een Turkse auteur in het Nederlands. Aan het eind van de jaren zeventig was er nog slechts een handvol boeken vertaald, maar dat tempo ging omhoog in de jaren die volgden, de periode dat Nederland doordrongen raakte van het bestaan van een grote Turkse gemeenschap binnen zijn grenzen, die zich hier voor langere tijd leek te vestigen dan oorspronkelijk gedacht. Vanaf 1980 verschenen er per jaar gemiddeld zo’n vier vertaalde titels. Inmiddels zijn er ruim honderd Turkse fictiewerken in het Nederlands uitgebracht. De meeste daarvan zijn hedendaagse romans die zich in de moderne tijd afspelen, er is een handvol historische romans, een enkele poëziebundel en er zijn relatief veel kinderboeken. Bij ongeveer een kwart van de titels is het origineel geschreven door een Turkse auteur in Nederland. Aanvankelijk waren het vooral de kleinere en algemene of politiek geëngageerde uitgeverijen die zich waagden aan het publiceren van fictie uit het Turks. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig beginnen ook grotere literaire uitgeverijen zich op dit terrein te begeven.

De helft van de vertaalde titels is voorzien van een of meer voetnoten of een verklarende woordenlijst, in sommige gevallen zelfs beide. Er wordt buiten de tekst dus heel wat uitgelegd. Dat geldt voor de oudere vertalingen, maar evenzeer voor vertalingen die de laatste jaren zijn verschenen. Van de veertig vertalingen die in de laatste tien jaar zijn uitgebracht, waren er zeventien voorzien van voetnoten en/of een verklarende woordenlijst achterin het boek; twee titels hebben we niet in kunnen zien. Van een numerieke toe- of afname in de loop van de jaren lijkt kortom nauwelijks sprake te zijn. Evenmin is er een duidelijk onderscheid zichtbaar naar tekstgenre: kinderboeken worden even gemakkelijk van uitleg voorzien als romans en ook van de schaarse poëziebundels die zijn verschenen gaat een aantal vergezeld van lijstjes, noten of ‘aantekeningen’. Wat wordt er in al die noten en woordenlijsten uitgelegd? En vooral ook: wat niet?

 

Couleur locale
Het leeuwendeel van de verklaringen betreft expliciete verwijzingen in de tekst naar culturele realia als voedingsmiddelen, kledingstukken, maten en gewichten. Het feit dat Turkije geen christelijke achtergrond heeft, zorgt ervoor dat er ook flink wat religieuze, islamitische termen in de buitentekstuele toelichtingen terecht zijn gekomen. De lijsten en noten laten overigens zien dat in de loop van ruim twintig jaar het Nederlands en de Nederlandse samenleving veranderd zijn. Sommige termen die in oudere vertalingen nog wel werden toegelicht, zoals kebap en lira, zijn inmiddels in het Nederlands gemeengoed geworden. De vorm waarin de toelichting gegoten wordt, bestaat veelal uit het aanduiden van de klasse waartoe het woord behoort (een kledingstuk, bijvoorbeeld), het geven van een lijstje van ingrediënten, een vermelding van gebruikssituaties of een vergelijking met een buitenlands leenwoord dat al wel deel uitmaakt van de Nederlandse woordenschat.

dönüm – oppervlaktemaat, ongeveer 10 are (920 m2) (Kemal, 2002; vert. door Van den Munkhof)
ezan – oproep tot gebed door een muezzin vanaf een minaret (Kemal, 1988; vert. door Frese) (5)
ayran – een soort karnemelk, gemaakt van yoghurt, gemengd met water en wat zout (Özakın, 1987; vert. door Eijkman & Savenije)
kolonya – eau de cologne, gebruikt ter verfrissing van handen en gezicht (Öz, 1988; vert. door Savenije & Eijkman).
rakı – Turkse versie van Pernod (Öz, 1988; vert. door Savenije & Eijkman)

Een vergelijking van hetzelfde begrip in verschillende vertalingen laat zien dat vertalers onderling nogal kunnen verschillen in de hoeveelheid informatie die zij de lezer bieden. Terwijl sommige vertalers een bijna encyclopedische beschrijving geven, verklaren andere begrippen soms zelfs met één Nederlands woord.

helva (helwa)

  • (Turkse schrijfwijze: Helva, respectievelijk Halva): een traditionele zoete Turkse spijs, bereid uit tarwemeel, sesamolie of sesammeel, suiker en boter. (Nâzım Hikmet, 1986; vert. door Van Rijsewijk).
  • (spr. uit ‘helwa’), aanduiding van diverse soorten zoetigheid. (Soysal, 1986; vert. door Rault)
  • zoet nagerecht van sesamolie, granen en stroop of honing (Kemal, 1997; vert. door Van den Munkhof)
  • Turks nagerecht (Çiçekoglu, 1990; vert. door Broersen)

saz

  • muziekinstrument uit Anatolië, zeskantig en langwerpig (Öz, 1985; vert. door Lemaire- Kuitenbrouwer)
  • snaarinstrument met lange hals (Baykurt, 1986; vert. door Van der Kraan)
  • snaarinstrument (Özakın, 1987; vert. door Eijkman & Savenije)
  • Turkse langhalsluit (Nâzım Hikmet, 1995; vert. door Hansen, Keurentjens & Van den Munkhof)
  • populair snaarinstrument, langhalsluit (Kemal, 1997; vert. door Van den Munkhof)

dolmuş

  • soort lijntaxi (Öz, 1985; vert. door Lemaire-Kuitenbrouwer)
  • taxi die met anderen wordt gedeeld (Kemal, 1988; vert. door Frese)
  • lett. ‘gevuld’, taxi die verscheidene passagiers naar verschillende bestemmingen vervoert na voorafgaande onderhandelingen; meestal rijdt hij volgens vaste route en met vast tarief (Öz, 1988; vert. door Savenije & Eijkman)
  • taxi of busje dat pas vertrekt als het vol is (Asena, 1991; vert. door Deegen e.a.)
  • taxi’s die een vaste lijn hebben en alleen vertrekken als ze vol zijn (Eroglu, 1996; vert. en bewerkt door Breunesse)
  • groepstaxi (Kemal, 1997; vert. door Van den Munkhof)
  • een meermanstaxi die pas vertrekt als hij vol is (Pamuk, 1998; vert. door Dorleijn)
  • klein busje voor passagiers met een vaste route, maar zonder vaste haltes (Karakuş, 1999; vert. door Lely)

Hoewel dit soort opvallende culturele verschijnselen als eten en drinken dus veelvuldig worden toegelicht, komen sociale en politieke instellingen maar weinig in de verklaringen voor. Af en toe duiken er wat – voornamelijk historische – functienamen op, zoals vizier en sultan, maar toelichtingen op (hedendaagse) bestuursorganen, onderwijsinstellingen en dergelijke zijn schaars. Plaatsnamen en namen van wijken in de grotere steden (met name Istanbul en Ankara) zijn juist wel regelmatig in noten en lijstjes aan te treffen, hoewel de toelichting op deze geografische namen veelal uit niet meer bestaat dan een vermelding als ‘stad in zuidoost Turkije’ of ‘gedeelte van Ankara’.

Het buiten de tekst verklaren van Turkse begrippen met één Nederlands woord, laat zien dat het niet zozeer om onvertaalbaarheid gaat. Kennelijk wil de vertaler een zekere couleur locale aan zijn tekst meegeven.

 

Ooms en tantes
De categorie sociale codes neemt in lijsten en noten de tweede positie in, en bestaat voornamelijk uit allerlei aanspreekvormen. Een converserende Turk spreekt zijn toehoorder veelvuldig aan en daartoe staat hem een royaal arsenaal aan mogelijkheden ter beschikking, waarvan het noemen van de eigennaam van de toehoorder wel de minst gebruikelijke is. Verwantschapstermen als oom, tante, broer, zus worden veel vaker gebruikt, ook als er geen sprake is van een daadwerkelijke bloedband. Daarnaast worden beroepsnamen en termen die duiden op een gemeenschappelijke geografische herkomst ingezet om de sociale relatie tussen personen te benoemen of te bestendigen. Vooral deze verwantschapstermen worden in Nederlandse vertaling vaak onverkort overgenomen en buiten de tekst toegelicht. Abi en abla, in de letterlijke betekenis de termen voor een broer respectievelijk zus die ouder is dan de spreker, zijn in de lijstjes dan ook bijna onvermijdelijk.

Maar behalve de bovengenoemde termen, maken Turken in hun gesprekken ook gebruik van een groot repertoire aan koosnamen, zoals gülüm ‘mijn roosje’, aslanım ‘leeuw van me’ cigerim ‘mijn lever/longen’. Opvallend genoeg worden die juist nooit in de toelichtingen genoemd. Ook andere sociale codes vinden we in de lijstjes nauwelijks terug. In de vertaling Hêlîn rook naar boomhars wordt uitgelegd waarom er een emmer water op straat wordt leeggegooid als bekenden op reis gaan. Maar dat is een van de weinige voorbeelden die we zijn tegengekomen, terwijl er in Turkije heel wat gewoontes voorkomen die afwijken van wat in Nederland gebruikelijk is, en het Turks een ruime voorraad aan wensen voor heil en zegen kent voor situaties waarin een Nederlander meestal zwijgt. De vertaler kan deze gevallen met een situationeel passende vertaling oplossen, of een uitdrukking weglaten. En vanzelfsprekend blijkt pas hoe deze culturele verschillen in vertaling worden opgelost als Turkse teksten en hun vertalingen naast elkaar worden gelegd. Toch zal in lang niet alle gevallen sprake zijn van situationele vertalingen: bij een globale beschouwing van een aantal vertalingen duiken er ook gevallen op waarbij sociale codes en heilswensen letterlijk worden vertaald, zonder verdere toelichting.

‘Ik zou je handen en voeten moeten kussen, Ana, maar stuur me niet meer achter die idioot van een vader van me aan,’ zegt een van de personages in een verhaal van Halil Gür tegen zijn moeder (ana). (6) Maar dat het kussen van iemands handen en voeten een gebruikelijke zegswijze is om uit te drukken dat je iemand dringend smeekt iets te doen (of laten), is voor een Nederlandse lezer nergens uit af te leiden.
In het boek Onsterfelijk gras van de schrijver Yasar Kemal neemt de Oude Halil afscheid van zijn jongere reisgenoot met de woorden: ‘Goede reis, mijn beste jongen. Mogen je voeten niet tegen een steen stoten zolang je leeft. Ik kus je ogen.’ (7) De eerste wens klinkt in het Nederlands plechtstatiger dan het Turks, maar de Nederlandse lezer kan zich wel een beeld vormen van wat de betekenis ongeveer zal zijn. Met het kussen van ogen, een uitdrukking van genegenheid tegenover iemand die jonger is, ligt dat moeilijker.

 

Indirecte verbanden
Impliciete referenties tot slot, zoals aanduidingen van historische gebeurtenissen, bestaande personen, politieke partijen, zien we het minst terug in de voetnoten en woordenlijsten. Vooral bij de oudere vertalingen is meestal weinig van dit soort informatie opgenomen. De schaarse toelichtingen in deze categorie betreffen vaak een uitleg van in de tekst genoemde data, bijvoorbeeld die van de staatsgrepen, van de betekenis van werkelijk bestaande personen, zoals politici en artiesten, of van politieke partijen en hun kleur. Poëzievertalingen gaan in het algemeen vaker dan prozateksten vergezeld van ‘aantekeningen’ waarin impliciete achtergronden van gedichten worden uitgelegd. Mensenlandschappen is daar een gedegen voorbeeld van. In dit epische gedicht, geschreven tussen 1940 en 1947, geeft Nâzım Hikmet een beeld van de moderne geschiedenis van Turkije aan de hand van het leven van gewone mensen. De vertaling heeft niet alleen een voorwoord met historische feiten en achtergronden, maar ook een uitgebreid register met verklaringen van historische termen, namen en citaten. Ook een enkele roman is voorzien van een voor- of nawoord waarin de historische context wordt toegelicht. De secretaris van Ahmet Altan is wat dit betreft een uitzondering: hoewel de historische context in de roman zelf niet erg expliciet wordt benoemd – voor Turkse lezers is niettemin onmiddellijk duidelijk aan welke periode wordt gerefereerd – heeft de Nederlandse lezer alleen de summiere informatie op de achterflap om de gebeurtenissen te kunnen plaatsen.

Over het algemeen worden impliciete verwijzingen dus niet vaak buiten de tekst toegelicht. Ook hier is het de vraag hoe vertalers dan met dit soort verwijzingen in de tekst omgaan. Mogelijk met een toelichtende vertaling in de tekst? Een gedegen antwoord kan natuurlijk pas worden verkregen door vertalingen en originelen te vergelijken. Toch zien we hier, net als bij de categorie sociale codes het geval is, ook voorbeelden van impliciete verwijzingen die zonder uitleg in de vertaling zijn opgenomen, terwijl enige toelichting voor de Nederlandse lezer verhelderend zou werken. In Yasar, de man die niet leefdewordt een man geïntroduceerd die in de gevangenis zijn zaalgenoten vermaakt met het navertellen van de boeken die hijzelf ooit gelezen heeft. ‘Boeken als Pardayyanlar, Sherlock Holmes, De Drie Musketiers, De Graaf van Monte Christo, Ekmekçi Kadını, Demirhane Müdürü en Sefiller vertelde hij in afleveringen verdeeld over drie, vier avonden en over sommige deed hij wel een week.’ (8) De Nederlandse titels kan iedere lezer plaatsen, maar wat moet hij denken van de Turkse? Wat leeft er nu precies onder die gevangenen? Met Demirhane müdürü ‘De directeur van de smidse’ wordt waarschijnlijk verwezen naar een toneelstuk uit de jaren dertig, later verfilmd onder de veelzeggende titel Yaralı kalp ‘Verscheurd hart’. De drie overige Turkse titels betreffen oorspronkelijk Franse boeken: Pardayyanlar is de vertaling van het Franse familie-epos ‘Les pardaillan’ van de auteur Michel Zevaco, Ekmekçi kadın een Turkse vertaling van ‘La porteuse de pain’ van Xavier de Montepin, een schrijver uit de negentiende eeuw die het drama van de arbeidersklasse beschreef, en Sefiller is de Turkse titel van ‘Les misérables’. Een vertaling, eventueel met een korte toelichting in de tekst, zou de Nederlandse lezer een beter beeld geven van het klimaat onder de bewoners van de gevangeniszaal.

 

Literair toerisme
Het bovenstaande wijst erop dat, zeker in de oudere vertalingen, veel uitleg buiten de tekst gericht is op expliciete culturele verwijzingen. Dat er zoveel wordt uitgelegd zou wel eens samen kunnen hangen met de in de inleiding geconstateerde neiging, die zeker aanvankelijk opgeld deed, om Turkse literatuur in te zetten bij het oplossen of voorkomen van problemen in de multiculturele samenleving. Literatuur werd gepresenteerd als non-fictie, zoals dat in dezelfde periode bijvoorbeeld ook gebeurde met de Derde Spreker-serie. Novib wilde met deze reeks boeken uit derdewereldlanden onder andere ‘(het Nederlandse lezerspubliek) kennis (laten) maken met de realiteit van de problemen in de derde wereld. (…) Pas als wij een boek van een schrijver of schrijfster uit de Derde Wereld zelf ter hand nemen ervaren wij de realiteit van die problemen zoals zij door de mensen zélf worden ervaren.’ (9) Ook deze boeken zijn rijkelijk voorzien van voetnoten en verklarende woordenlijsten, waarin het vooral draait om de uitleg van expliciete culturele verwijzingen.

Dat de aandacht in de toelichtingen vooral uitging naar juist die expliciete verwijzingen, naar de meest in het oog springende, stereotype elementen van de Turkse cultuur, is niet zo verwonderlijk. Zoals op ansichtkaarten van vakantiegangers de paella geroemd wordt, en zoals interculturele projecten meestal beginnen met maaltijden en kookboeken, zo werden van baklava en rakı geregeld de ingrediënten opgesomd of de smaak beschreven. Veel van de termen die zijn uitgekozen voor toelichting geven blijk van een toeristische belangstelling, van een honger naar kennis van land en volk, naar het non-fictionele kader van het literaire werk zogezegd. Dat de vertaler of uitgever de Nederlandse lezer behulpzaam wilde zijn, blijkt ook uit de veelvuldig toegevoegde lijstjes met uitspraakregels van Turkse letters die afwijken van het Nederlandse alfabet, zoals i (zonder punt) en g – kennis die er welbeschouwd voor een lezer niet toe doet. De nadruk lag in de toelichtingen dus niet zozeer op het literaire belang en evenmin op begrip van de minder voor de hand liggende culturele verschijnselen.

Dat het literaire belang in de toevoeging van buitentekstuele informatie niet voorop staat, blijkt ook uit wat niet in de lijsten staat. Een voorbeeld daarvan zijn eigennamen. Veel Turkse namen hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederlandse, een transparante betekenis, die voor iedere Turkse lezer onmiddellijk duidelijk is. Zo drukken sommige voornamen een eigenschap uit (Zeki ‘intelligent’, Mert‘dapper’), andere houden een wens in (Sevil ‘word bemind’, Dursun ‘dat hij in leven blijft’). Daarnaast kunnen voornamen informatie verschaffen over de regionale of etnische afkomst van het personage. Of iemand een Arabische naam draagt die afkomstig is uit de koran, of een oud-Turkse naam uit de historie van de Turken, of een naam ontleend aan een van de West-Europese talen, kan een aanwijzing vormen voor de culturele oriëntatie en de religieuze of politieke voorkeur van de persoon, of in ieder geval zijn omgeving. Juist in fictie mag men aannemen dat de auteur zijn personages niet toevallig van namen voorziet maar met reden een keuze maakt. In Yasar, de man die niet leefde wordt een handelaar opgevoerd die zijn compagnon oplicht. Zijn achternaam: Tertemiz, ‘goudeerlijk’. In Onsterfelijk gras komt een man voor die de dorpsbewoners het vel over de oren haalt. Zijn voornaam: Adil, ‘rechtschapen’. Desondanks worden persoonsnamen zelden in lijstjes verklaard (en evenmin vaak in de tekst uitgelegd). Vanzelfsprekend willen wij niet pleiten voor een noot bij iedere naam. Maar als er dan toch woordenlijsten worden aangelegd, waarom dan geen namen opgenomen? Nederlandse lezers zullen niet bedacht zijn op de betekenis die daarin schuilt.

Het is natuurlijk de vraag of er met het toevoegen van informatie buiten de tekst over zaken als eten en drinken, dans en muziek, geen evenredig grote aandacht gaat naar de referentiële betekenis van die termen. Is het werkelijk zo belangrijk dat een lezer de receptuur van ayran kent, of is het voldoende als hij weet dat het een zuiveldrank is, karnemelk desnoods? Informatie buiten de tekst maakt zaken explicieter, en daarmee ook vreemder en exotischer, terwijl deze elementen in feite vaak niet meer zijn dan de aankleding van het decor waarin het verhaal zich afspeelt. Paradoxaal genoeg wordt bij het letterlijk, kaal vertalen van sociale codes en gebruiken met een tegengestelde vertaalstrategie eenzelfde effect van vervreemding bereikt.

Gelukkig lijkt het erop dat het soort termen dat wordt toegelicht geleidelijk van karakter verandert. Doordat arbeidsmigratie en toerisme de Nederlandse woordenschat rap verrijken met woorden alsdönerlira en ezan kunnen steeds meer van dit soort expliciete verwijzingen naar voeding en religie bekend verondersteld worden en hoeven ze dus minder te worden toegelicht. Bulgurderwisjhodja,imam en nog wat woorden die begin jaren tachtig in noten stonden, hebben inmiddels een plaats gekregen in de Nederlandse Van Dale. Bijgevolg neemt het relatieve aandeel impliciete culturele verwijzingen in de lijsten toe.

Maar misschien is er ook wel een kentering aan de gang en wordt Turkse literatuur gewoon aangezien voor wat het is: fictie. En een verzonnen verhaal, ook al speelt het in een decor dat gelijkenissen vertoont met een land rond de Bosporus, is geen reportage. Dat moet de lezer zich realiseren, en ook de vertaler. Een voorbeeld uit de roman Sneeuw, waarin een aantal kranten en blaadjes de revue passeren.Cumhuriyet ‘De republiek’ is er een van, en in Turkije bestaat een krant met dezelfde naam. Wat te doen in de vertaling? Moet die naam blijven staan, eventueel met een toelichting over het karakter van de krant? Maar er worden ook periodieken genoemd waar geen Turkse lezer ooit van gehoord heeft. Ook in het Turks laten staan? In dat geval gaan de veelzeggende betekenissen van de namen voor de Nederlandse lezer verloren. De Cumhuriyet handhaven, en de namen van de andere bladen vertalen? Maar waarom zou de vertaler bepalen wat fictie is? Wie zegt bovendien dat de Cumhuriyet uit Sneeuw verwijst naar deCumhuriyet uit Istanbul? Uiteindelijk is ervoor gekozen alle kranten en krantjes een Nederlandse naam te geven.
Het lezen van een roman als was het een lemma in een encyclopedie, kan slechts misleiding in de hand werken, en als het dan toch over de multiculturele samenleving moet gaan: ook die heeft daar geen baat bij. Wil een vertaler zijn interpretatie kwijt van de rol die de maatschappelijke context in de literaire tekst speelt, dan is een voor- of nawoord de aangewezen plaats. Maar noten en woordenlijsten? Als het aan ons ligt worden ze afgeschaft. Dat blijkt bij Russische en Chinese verhalen ook al lang te kunnen, zelfs bij Duitse.

 

Noten
1 Filter, 10 (2003) 4, p. 44.
2 Filter, 10 (2003) 4.
3 ‘Literatuur is de beste manier om de cultuur van Turkije te leren kennen’ Boekblad, 14 november 2003.
4 Filter, 7 (2000) 4, p. 7-18. De voorbeelden die hier worden genoemd zijn ontleend aan het artikel van Noble.
5 De term muezzin wordt overigens niet toegelicht.
6 Zie Gür, 1985, p. 102.
7 Zie Kemal, 2002, p. 26.
8 Zie Nesin, 1992, p. 21.
9 ‘Tien jaar Derde Spreker-serie. Een terugblik’, in: Korte verhalen uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika 2. Den Haag/Weesp: Novib/Het Wereldvenster, 1985, p. 5-9.

 

Bibliografie
Altan, Ahmet. 2000. De secretaris. Vertaald door Hanneke van der Heijden. Amsterdam: Bert Bakker.
Asena, Duygu. 1991. De vrouw heeft geen naam. Opgroeien in Turkije. Vertaald door Melanie Deegen e.a. Baarn: De Kern, 1991.
Baykurt, Fakir. 1986. Sakardja, de haan. Vertaald door Coby van der Kraan. Utrecht: Sjaloom.
Çiçekoglu, Feride. 1990. Ze mogen niet op de vlieger schieten. Vertaald door Rob Broersen. Z.pl.: Stichting De Lynx.
Eroglu, Haydar. 1996. De droom van het brandende huis. Een Turks meisje in Nederland. Vertaald en bewerkt door Sytske Breunesse. Amsterdam: Leopold.
Gür, Halil. 19853 [1984]. Gekke Mustafa en andere verhalen. Vertaald door R. Bolland en F. Swart. Breda: De Geus.
Hiçyılmaz, Gaye. 1991. De storm. Vertaald door Els Pelgrom. Amsterdam: Querido.
Karakus, Hidayet. 1999. De paarse planeet. Vertaald door Johanna Lely. Dordrecht: De Inktvis.
Kemal, Yaşar. 1988. De gewraakte zeeman. Vertaald door Lieke Frese. Haarlem: In de Knipscheer.
Kemal, Yaşar. 1997. Het lied van de duizend stieren. Vertaald door Wim van den Munkhof. Breda: De Geus.
Kemal, Yaşar. 2002. Onsterfelijk gras. Anatolische trilogie. Vertaald door Wim van den Munkhof. Breda: De Geus.
Nâzım Hikmet. 1986. Allem Kallem. Een sprookje. Vertaald door Ad van Rijsewijk. Breda: De Geus.
Nâzım Hikmet. 1995. Mensenlandschappen. Vertaald door Els Hansen, Ruud Keurentjens en Wim van den Munkhof. Breda: De Geus – Epo.
Nesin, Aziz. 1992. Yasar, de man die niet leefde. Roman. Vertaald door Anneke Krijthe. Breda: De Geus.
Öz, Aysel. 1985. Het jonge meisje en de dood. Vertaald door Lidwien Lemaire-Kuitenbrouwer. Utrecht: Sjaloom.
Öz, Erdal. 1988. Je bent gewond. Vertaald door Mariëtte Savenije en Mark Eijkman. Baarn/Den Haag/Brussel: Ambo/Novib/ncos.
Özakın, Aysel. 1987. Ik voel me hier niet thuis. Vertaald door Mark Eijkman en Mariëtte Savenije. Baarn/Den Haag: Ambo/Novib.
Pamuk, Orhan. 1998. Het zwarte boek. Vertaald door Margreet Dorleijn. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Pamuk, Orhan. 2003. Sneeuw. Vertaald door Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Samancı, Suzan. 1998. Hêlîn rook naar boomhars. Vertaald door Koen van Bael. Brussel: kib.
Soysal, Sevgi. 1986. Een bezoekdag en andere verhalen. Vertaald door Thijs Rault. Amsterdam: De Populier.

 

* Karel Giltay is medewerker van Umut Literatuur. In Umut Magazine schreef hij onder meer artikelen over Nâzım Hikmet, Mehmed Uzun en Koerdische woordenboeken.

 

Verschenen in Filter, jrg. 11, nr. 2, juni 2004.

 

Website van Hanneke van der Heijden, literair vertaler – over de literaire wereld in Turkije, over vertalen, en met fragmenten gepubliceerde en ongepubliceerde vertalingen uit het Turks.

WOORDENWOLK