Burhan Sönmez – Labyrint (fragment)

2 feb 2022

De wekker gaat. Een geluid als dat van de bel waarmee de vermoeide bemanning van een vrachtschip wordt opgetrommeld voor het eten. Wie denkt er nu terug aan vrachtschepen? Het gerinkel komt uit de flat van de buren, of uit een droom misschien. De droom van iemand die in de flat van de buren slaapt. Door de openstaande balkondeur waait de wind naar binnen. De vitrage bolt op. Geen idee welke tijd van het jaar het is, in ieder geval zorgt de ochtendkoelte voor een zekere frisheid. De vitrage waait op naar het bed, het gerinkel van de wekker klinkt inmiddels nog harder. Boratin strekt zich uit en probeert, met zijn ogen dicht, de wekker tot zwijgen te brengen. Zijn hand beweegt over het nachtkastje. Stopt. Wacht, onderneemt een nieuwe poging. Als hij de wekker niet kan vinden, doet hij zijn ogen open. Buiten breekt de dag aan. De spullen in de kamer zijn vage, donkere vlekken. Waar is hij? De kamer lijkt niet op die in het ziekenhuis. De deken, het balkon en het raam zijn anders. Nee, dit is niet het ziekenhuis. Ik ben weer thuis, geloof ik. Door het raam is de lucht te zien. Aan de andere kant van het nachtkastje staan medicijnflesjes. Door die medicijnen kan hij weliswaar beter slapen, maar tegen de hoofdpijn helpen ze niet. Zijn ogen vallen weer dicht. Zijn hand valt op zijn kussen. De bladeren van een boom vlak bij het balkon ruisen, de koelte omhult zijn blote armen.

Boratin wordt wakker als de dag is aangebroken, de wind is gaan liggen. De vitrage hangt stil. Buiten klinkt een suizen, aanzwellend op zijn weg uit verre wijken. Hij kijkt om zich heen, als hij hier eerder al eens wakker is geworden, dan probeert hij dat terug te halen. De kamer is ruim. Het gebroken wit van de muren sober, het esdoornfineer van de kledingkast tegenover hem aan de lichte kant. Een donkerder tint was beter geweest. Wie heeft die kast uitgekozen, ik soms? Boratin begint aan zijn smaak te twijfelen. Toen ze hem gisteravond hierheen brachten en hij het huis niet herkende, had hij gehoopt dat het hem, de volgende ochtend wanneer hij wakker werd, een paar dingen in herinnering zou brengen. De balkondeur, de kast en het nachtkastje doen hem denken aan een hotelkamer waar hij voor de eerste keer is. Alleen de flesjes medicijnen komen hem bekend voor. Hij komt overeind en gaat op de rand van het bed zitten. Een steek in zijn borst doet hem verkrampen. Hij schuift zijn hemd omhoog en kijkt naar zijn ribben. Gaat voor de spiegel staan om het beter te kunnen zien. Een van zijn rechterribben is gebroken. Hij raakt hem aan. Voelt het branden onder zijn huid. Hij heeft geluk gehad, dat is wat ze tegen hem zeiden. Eén breuk maar. Verder geen lichamelijk letsel; geheugenverlies vinden ze niet bij zijn lichaam horen. Hij kijkt op, kijkt naar zijn gezicht. Dat gezicht waarmee hij pas een week geleden heeft kennisgemaakt. Zo nieuw is het nog. Dag vreemdeling, zegt hij. Het gezicht in de spiegel, dat blijkt uit de bewegingen van de lippen, antwoordt met dezelfde woorden. Net als dat van gisteravond. Toen hij gisteren thuiskwam was het stil. Hij was door de vertrekken gelopen, langzaam, omzichtig bewegend langs de beeldjes en de gitaren alsof hij door een museum liep. Hij had zijn medicijnen uit de plastic zak van het ziekenhuis gehaald. Twee glazen water gedronken. In de spiegel naar zijn gezicht gekeken. Zijn overhemd, zijn broek en zijn sokken uitgetrokken. Was in bed gaan liggen, had zijn ogen gesloten en roerloos afgewacht. Geteld hoe vaak hij inademde en weer uit. Het tellen was hij niet vergeten. Eenenveertig, tweeënveertig, drieënveertig. Toen was hij vertrokken.

In het ziekenhuis hadden ze hem gezegd dat hij kalm aan moest doen. U bent uw geheugen kwijt, zeiden ze, maar u hoeft niet bang te zijn, mettertijd wordt u weer beter. Eerst hadden ze zich om zijn rib bekommerd, daarna hadden ze zich afgevraagd wat hij, een man die uit een gebroken rib en een leeg geheugen een heel mens probeerde te scheppen, eigenlijk had meegemaakt. Vreemd, had hij tegen zijn arts gezegd, u bent nieuwsgieriger naar mij dan ikzelf ben. Dat is mijn werk, had de arts geantwoord. Geheugenverlies kan iets angstaanjagends hebben, meneer Boratin, maar u bent er relatief goed aan toe. Van de pasjes in uw portefeuille weten we in ieder geval uw naam en adres. U weet dat misschien niet meer, maar dat zijn onderdelen van u, net als de tatoeage op uw rug, ook al kunt u zich nu niet herinneren waar u die hebt laten zetten en waarom. U bent in het bezit van dingen die u op dit moment niks zeggen, maar waarmee u zich in de loop van de tijd zult verenigen. U wilde zich misschien verlossen van een bepaald aspect van deze wereld, iets wat u zwaar viel, wat het verhaal daarachter ook mag zijn. Daar hebt u de moed voor opgebracht, u bent er zelfs in geslaagd. U hebt uw doel bereikt op een manier die uzelf niet voor mogelijk had gehouden. Van de Bosporusbrug af de diepte in… Van nu af aan zult u uw weg beter uitstippelen.

Fragment uit: Burhan Sönmez, Labyrint. [Roman] Uitgeverij Orlando, 2021. Vertaald uit het Turks door Hanneke van der Heijden.

Website van Hanneke van der Heijden, literair vertaler – over de literaire wereld in Turkije, over vertalen, en met fragmenten gepubliceerde en ongepubliceerde vertalingen uit het Turks.

WOORDENWOLK